Gepubliceerd op 28 april 2020 | Laatst aangepast op 18 augustus 2024
De Mini, wie kent hem niet? Vele cultfiguren, van Mr. Bean en alle leden van The Beatles, reden er in. En niet alleen in de jaren 60 was hij populair, ook nu nog. Er is niet voor niets in 2001 een New MINI uitgekomen.
Maar weinig gerestylede automodellen zijn blijvertjes, laat staan zo populair als de Mini/MINI. Toch is het BMW gelukt om de Britse auto weer nieuw leven in te blazen. Al is de oude Mini nooit echt weggeweest.
Ontstaan Mini
Door een groot energietekort aan het einde van de jaren ’50 werden auto’s met motors van minder 1000cc steeds gewilder. Daar wilde de British Motor Corporation (BMC) van meeprofiteren en daarom moest er een nieuwe, compacte en economische auto komen. Directeur-generaal van BMC, Leonard Lord, noemde het de ‘Bubble-car’. Gelukkig is dat niet de officiële naam geworden.
De BMC was een fusie van Austin, Morris en wat andere kleine autoproducenten. Zij produceerde de klassieke Britse wagens en liepen dus een beetje achter de feiten aan toen andere merken al met kleine zuinige wagens kwamen. Maar Leonard Lord nam niet zomaar genoegen met een kleine wagen, het moest de standaard van mooie Britse wagens hoog houden.
Bij Morris zetten ze de ontwerper van de Minor, Alec Issigonis, ook in voor project ADO15 (eerder XC9003). De opdracht: een auto van 3 meter lang bij 1,2 meter breed en 1,2 meter hoog (10x4x4 feet). De ruimte in de auto moest minimaal 1,8 meter breed (6 feet) en 3 meter (10 feet) lang zijn. Natuurlijk moest de auto er mooi uit zien, zuinig zijn en ook nog een modern mechanisme hebben. Ohja, hij moest ook binnen twee jaar in productie worden genomen.
De Fiat 600 was een voorbeeld voor Issigonis, maar toch deed hij veel anders. De motor kwam voorin te liggen en dwars. De A-serie, ook gebruikt in de Morris Minor en Austin A35, werd boven de versnellingsbak geplaatst (in plaats van ernaast). Hierdoor was de aandrijving kort genoeg zodat er maar één oliereservoir nodig was voor de motor en versnellingsbak. Ook de wielen moesten er aan geloven. Alex Moulton, medeontwerper, bedacht het ophangsysteem met rubberen kegels voor de 10 inch Dunlop banden.
De achterbak ging naar beneden open, wat zorgde voor meer opbergruimte. De nummerplaat moest dan uitgeklapt worden, zodat deze nog steeds zichtbaar was. Om de wagen betaalbaar te maken waren de scharnieren gewoon zichtbaar en zaten de lasnaden aan de buitenkant.
Binnen vier maanden ging het van de eerste tekening van ADO15 naar het eerste levensgrote houten model. Kort daarna, oktober 1957, werden er drie prototypes getest. Deze kregen de bijnaam ‘oranje doosjes’ vanwege de kleur. In juli 1958 mocht Leonard Lord een prototype testen. Hij was zo enthousiast dat hij met kleine aanpassingen gelijk in productie mocht worden genomen. Een van de weinige dingen die aangepast werd was het aantal cc, want de wagen haalde de gevaarlijke snelheid van 150 km/u. De Mini ging van 948 naar 848cc.
Austin Se7en of Mini Minor?
Omdat Austin (Birmingham) en Morris (Oxford) beide de auto gingen produceren in 1959 kreeg de wagen twee namen. Austin bracht hem uit als de Austin Se7en, naar aanleiding van een succesmodel uit de jaren twintig. Morris koos voor de naam Mini Minor, omdat het model kleiner was dan de Minor 1000.
Er was een standaard type en beide fabrikanten brachten ook een luxere variant uit. De Mini was er voor iedereen, een hippe betaalbare auto. Door zijn lage verkoopprijs maakte de automerken nauwelijks winst.
Daar komt bij dat de wagen in het begin niet populair was, want zo’n wagen kan toch geen plaats bieden aan vier mensen? Maar toen Queen Elizabeth de wagen wilde uitproberen en dat ook, onder toezicht van Issigonis, deed, ging het beter met de reputatie van de wagen. De toevoeging van de Wolseley Hornet, Riley Elf en de Mini Cooper zorgde voor een verdere populariteit. Toen er met de Mini Cooper wedstrijden werd gewonnen ging het helemaal los.
Dit zorgde er ook voor dat Austin zijn wagen een nieuwe naam gaf: Austin Mini 850. De ophanging wordt met de invoering van het hydraulisch mechanisme (voor- en achterwielen zijn met elkaar verbonden) in ’64 aangepast. Er kwam even later ook een facultatieve automatische versnellingsbak bij. Deze versie heet de Mk1 en is in acht jaar tijd 1,2 miljoen keer geproduceerd.
Het laatste model van de Mini was de Mark VII, die werd van 1996 tot 2000 geproduceerd in Birmingham.
Mini variaties
Er zijn in het verleden en heden meerdere variaties van de Mini geweest.
Wolseley Hornet en Riley Elf (1961-1969)
Uitgebracht in 1961 als luxere versies van de Mini, zowel de Wolseley Hornet als de Riley Elf hadden langere, licht gevinde achtervleugels en grotere grills die de auto’s een conventioneler uiterlijk gaven.
Morris Mini Traveler en Austin Mini Countryman (1960–1969)
Deze modellen waren tweedeurs stationcars met dubbele deurtjes als achterklep. Beide werden gebouwd op een iets langer chassis van 84 inch (2,1 m) vergeleken met 80,25 inch (2,038 m) voor de gewone wagen.
Mini Van (1960–1983)
De Mini Van was een commerciële bestelwagen die werd gebouwd op het langere Traveler-chassis, maar zonder zijruiten. De wagen werd zeer populair doordat het werd geclassificeerd als bedrijfsvoertuig. Dit zorgde voor een belastingvoordeel, waardoor die erg voordelig was.
Mini Moke (1964–1989)
Een Mini bestemd voor het Britse leger maar daar nooit is gebruikt. De wagen had een tweemotorige vierwielaandrijving, waarmee hij flinke hellingen kon beklimmen. Echter was de bodemvrijheid niet goed genoeg. Op de gewone markt was de wagen echter wel gewild.
Mini pick-up (1961-1983)
Op het langere Mini Van chassis werd een pick-up truck gebouwd, met een open laadruimte en een klep. De fabriek specificeerde het gewicht van de pick-up als minder dan 1.500 pond (680 kg) met een volle tank van 27 liter.
Mini Cooper en Cooper S (1961–1971 en 1990–2000)
John Cooper, eigenaar van de Cooper Car Company en ontwerper en bouwer van de Formule 1, was een vriend van Issigonis. Hij zag wel potentie in de Mini als wedstrijdauto. John Cooper deed een beroep op het management van BMC en hij mocht uiteindelijk de Mini Cooper creëren. De Austin Mini Cooper en Morris Mini Cooper debuteerden in september 1961.
De nog krachtigere Mini Cooper S kwam in 1963.
Mini Clubman en 1275 GT (1969–1980)
In 1969 kreeg de Mini, onder het eigendom van British Leyland, een facelift door stylist Roy Haynes (afkomstig van Ford). De nieuwe versie heette de Mini Clubman en heeft een vierkantere uiterlijk, met dezelfde lichten als de Austin Maxi. De Mini Clubman was bedoeld om de Riley en Wolseley te vervangen. Een ander nieuw model, de 1275 GT, kwam als vervanging voor de 998 cc Mini Cooper (de 1.275 cc Mini Cooper S bleef tot 1971 naast de 1275 GT). De Clubman Estate verving de Countryman en Traveler. De originele Mini’s bleven in productie naast de Clubman en 1275 GT en hielden ook daarna nog stand.
The New MINI
In 2001 kwam BMW, die het merknaam had opgekocht, met de nieuwe MINI. Om verwarring te voorkomen wordt deze versie geschreven met alleen hoofdletters.
Het nieuwe design lijkt niet op het origineel, maar ook weer wel. Dit zorgde waarschijnlijk voor het grote succes van de wagen. Ook de liefhebbers van de Classic Mini konden de nieuwe MINI waarderen. De wagen kwam in meerdere PK-varianten: One, Cooper, Cooper S en John Cooper Works (JCW).
Toen de wagen zo’n succes bleek te zijn kwamen er ook nieuwe modellen. Eerst kwam de cabrio versie, daarna de op de Mini Traveler geïnspireerde Clubman. Later kwamen ook de Coupé (tot 2015), Roadster (tot 2015), Countryman, Paceman (tot 2016) en sinds 2020 is er ook een elektrische MINI.
Productie Mini’s/MINI in Oxford
Plant Oxford (fabriek Morris, officieel in Cowley) produceerde gedurende tien jaar lang vanaf april 1959 de Mini. Er werden toen in Oxford zo’n 300 Mini’s per dag gemaakt. Ook in Birmingham is deze klassieker geproduceerd, dan wel vanaf mei 1959. De productie in de Longbridgefabriek van Austin, Birmingham, bleef tot het einde van de Classic Mini in 2000.
De laatste klassieke Mini is op 4 oktober afgeleverd. Deze (nummer 5.378.776) kun je nu nog zien bij de British Motor Industry Heritage Trust in het Gaydon (toevallig of niet, maar tussen Birmingham en Oxford in).
Vanaf 26 april 2001 was Plant Oxford helemaal klaar voor de nieuwe MINI. Ze kunnen er 1.000 MINI’s per dag van de band laten rollen. Ook de nieuwere modellen komen hier vandaan. Vanaf 2014 helpt de VDL groep in het Nederlandse Born mee met de productie van deze leuke auto.
Stijlicoon
In de jaren zestig en zeventig was de Mini zeer geliefd bij beroemden mensen. Niet alleen alle leden van The Beatles reden in de auto. In de jaren negentig nam modeontwerper Paul Smith de wagen onderhanden. Een klein overzicht:
Meer informatie:
Het is mogelijk om de fabriek in Oxford te bezoeken en te zien hoe tegenwoordig de MINI in elkaar wordt gezet.
Voor meer informatie en om het te reserveren kijk op www.visit-mini.com .
Stedentrip Oxford
Lees meer over Oxford.